Je wilt niet weten hoe een moestuin op kleigrond er uitziet na een maand onophoudelijk regen. De klei is zo dik dat mevrouw Wilbrink er kopjes van kan draaien, die je na het bakken en glazuren nog kan gebruiken ook. Klei is eigenlijk bergslib. In klei voor het servies zit nauwelijks organische stof, alleen maar “gemalen” berg. Niet alle planten vinden het lekker in de klei want klei is of te droog en gebarsten of te nat en de wortels slibben dicht, daar helpt geen pilletje van de dokter tegen. Ideaal is net een beetje te droog weer en dan met liters vers getapte Kromme Rijn de boel een beetje slurpig houden.
Ik ben er
nieuw en heb een stukje land gekregen dat enige zorg behoeft. Oftewel het stikt
van de onuitroeibare onkruiden. Er wachten mij lange jaren met de knieën in de
slijk voordat het een klein beetje beter wordt, en heel veel voorstellingsvermogen.
Van een lieve dorpsgenoot kreeg ik een tentje. Het staat op het land en het
waait telkens bijkans weg. Ik heb er een paar bakken in staan. In die bakken
zit bio-aarde met klei erdoorheen gemengd en daarin staan nu kleine tomatenplantjes.
Met een touwtje dat aan een stokje aan de ene kant in de grond zit en de andere
kant boven aan de top van het tentje is vastgemaakt. Vier van die tomaten kunnen
potentieel van die gigantische vleestomaten opleveren. Coeur de Boeuf,
hart van de os, kan je je een mooiere naam voorstellen? Stel je voor, je houdt
zo’n tomaat in de hand en opeens voel je de machtige samentrekking van het ossenhart.
Nog eens keek ik naar het land waar wat sla zijn best doet en bedacht
wat ik toch met die grond aan moet. Dan maar naar de bio-winkel. Ik kwam in Driebergen
terecht. Met de vier kleine plantjes in gedachten was het eerste wat ik zag een
bak met Harten van den Osch. Meteen twee gekocht en met mijn ziel vol
tomatenlust ook een klein blikje bio-tomatenpuree en een flesch gezeefde bio-tomatensaus. En even later
struikelde ik over bio-spekjes en een zakje bio-basilicum waarvan de huisvoorraad
onlangs was opgebruikt.
En nu opgetogen naar de keuken.
Als je tegenwoordig een betoog met goede raad houdt, heet dat opeens een
college. Dus bij deze nogmaals een college ui bakken. Intrinsiek verbonden aan een college tomatensaus, omdat
het hart in deze de geest moet volgen.
Volg mij: snij de uitjes ragfijn, later wil ik slechts een herinnering ervan
en geen rauwe brokken in de mond. Verhit wat olijfolie. Doe de uitjes daarbij. Wacht tot de uitjes de neiging tot kleuren
krijgen en doe er een eetlepel rode wijn bij. Het zal even sissen. Wacht tot je
weer het geknetter van de olie hoort. Meteen weer een eetlepel rode wijn.
Alweer wachten, nu sta je klaar om op het omslagpunt van volledige verdamping
van de wijn een scheutje kraanwater toe te voegen. Hoeveel tijd is er nu
vergaan? Er vergaat geen welbestede tijd, begrijp dat nu eens. Tijd winnen op
eten koken dat is vergane tijd, tijd gebruiken om beter te koken is gewonnen
tijd. Uilskuikens! Maar goed tot dit punt ben je een klein kwartiertje bezig.
Je mag tussendoor de postelein die je in de tuin hebt geknipt en de bieslook
vast wassen.
De spekjes erbij. Nee, niet bij de sla, in de pan. Nu gebeurt er iets
prachtigs. De spekjes bevatten vocht, dat vocht wordt warm in het hete uienwater
en treedt uit en verdampt samen. De geur is waanzinnig, meteen als je de eerste
geluiden van vetgeknetter hoort doe je de basilicum erbij. Het kruid zuigt het
laatste vocht op en geeft zijn gezegende koninklijke smaak af. Zout erbij, en
zwarte peper. Ja, zoveel als je denkt dat je voor de hele saus nodig hebt. Nu
de tomatenpuree erbij. Bakken, uitspreiden op de boden, weer verzamelen, weer
uitspreiden. En ja, hoor, daar gebeurt het, de zuren maken plaats voor de
suikers die door het bakken zijn wakkergemaakt. De boemboe voor tomaat is klaar.
Giet die fles tomatensaus erbij. Deze is
van uitstekende kwaliteit, geen zout en prut, alleen tomaat. Roeren, proeven.
Kook wat spaghetti, liefst wat grof van keiharde tarwe. Klaar?
Nee, hoor, snij des osschen herte in plakken, hier en daar een korrel
zout, alweer zwarte peper en daarover gestrooid de bladeren van de postelein.
Liefst met hier en daar een wit bloemetje. Apart aangemaakt met olie en azijn
(appelazijn en dikke boterachtige zuidelijke olijfolie). Dan de fijn gehakte
bieslook, natuurlijk met de mooie paarse bloem apart.
Dan en alleen dan pas mag u wat mij aangaat ter tafel. En geniet van het
hart van de tomaat terwijl de regen langs de ramen loopt.