“Ja, heerlijk,” zei Petri jaren geleden toen ik zei dat ik niets in huis had behalve asperges uit glas. Ik bedoel niet achter glas, in bedoel uit een glazen potje. Geschild, gekookt, alleen warm maken en zelfs dat hoeft niet. Daar wist ik wel een recept voor en een half uurtje later zaten we naast elkaar op mijn balkon in Amsterdam Oost door de bladeren en de planten door naar de buiten heen en weer lopende buren te kijken en die natuurlijk zwaar te beroddelen waarbij we regelmatig uitriepen dat we het echt niet zo meende, maar dan toch.
Belangrijk uit bovenstaande zijn de asperges uit glas. In Spanje was ik al vaker asperges in glas en in blik tegengekomen. Knoertdikke asperges. Zes in een blik, 30 euro, Piilink! Je hoort de euro’s in de kassa vallen.
Petri weet daar meer van want die woont een soort van in Portugal en dat is een soort van Spanje. “Dat is een traktatie voor de Kerst,” vertelt ze.
Petri en ik zijn gek op asperges uit blik of achter glas. Ik zorg altijd dat ik een pot of wat in huis heb, want je weet nooit echt zeker wanneer Petri nu wel of niet in Portugal woont en of ze wel of niet komt eten. Ik herinner me vaag een schotel met linzen, eieren, een beetje van al het groen dat er in de plantenbakken groeide, limoensap en verse mayonaise. Maar ik weet ook nog een keer met schelvislever. En een keer met champignons achter glas, want eenmaal lekker is alles lekker.
Gisteren kwam er een doos. Van het Nederlands Asperge Centrum. Met asperges, een theedoek, boter en wijn. “Eten,” vroeg ik mijn vrouw, maar ze kreeg niet de geheimzinnige lach waarvan je weet dat je raak hebt geschoten.
Iets ongerust zette ik de doos koel. En vandaag bleek dat het goed was. De bel ging en het was vandaag een dag dat Petri niet in Portugal woont. Snel schillen en in een natte doek wegzetten. Kontjes er af. Kontjes met schillen in het water dit lekker laten trekken, laag vuur, klein beetje koken, lever niet echt echt koken, trekken en dat mag wel een uur. Dan vis je de schillen en de kontjes er uit. Dan het je aspergebouillon, en daar ga je de asperges in koken.
En opeens staat oma weer naast me. “Heb je het niet naar je zin, daar in de hemel? Je staat steeds maar naast me, als ik kook?” Ze lacht: “Gekkerd,” zegt ze, “ik ga toch zo weer terug,” en port me even met haar schouder, zoals ze altijd deed. “Ik wilde alleen maar zeggen dat je de suiker niet moet vergeten. Niet veel, maar een beetje suiker en een beetje zout. Ik ga weer!” “Doe je de groeten aan God,” zei ik nog en heel zachtjes hoorde ik “Gekkerd” zoals alleen oma dat kon zeggen.
Vroeger at je eenmaal, misschien tweemaal per jaar asperges. Dan moest het een vertrouwd recept zijn, er mocht niets fout gaan. Nu is dat anders. We kunnen het veel vaker eten. Dus mag het ook anders. Doe boter in een brede pan. Liefst een koekenpan met hoge rand. Laat zachtjes beginnen te bruisen. Leg de asperges er in. Bedek ze rondom met de boter. Opeens gaan ze geuren. Dan, precies dan de aspergebouillon erbij tot ze net onder staan, een dun laagje dus. beetje zout, beetje suiker. Zet het vuur hoog en dan hoor je opeens de boter weer knetteren. Dan zijn de asperges prachtig.
Een beetje sishoblad, heel fijn gesneden, tahoon cress mag ook, als je het krijgen kan. Ik hoef er geen dikke botersaus bij, eerlijk gezegd. Jonge aardappels wel, ham natuurlijk, nog wat extra warme boter en een klein schaaltje appelazijn. En weet je: Petri kan me geen groter compliment maken door te zeggen: “Het smaakt net als uit het glas.”