09 juli 2023

Een trostomaatje

Het was een rare week met wat ongemakken en zelfs twee dagen ziekenhuis. Nee, ik begin niet over het eten. Nee, niet, geen woord. Nou ja, een dan, in goulash hoort meer dan een stukje vlees en waarom stoppen ze toch zo idioot veel suiker en gom en nog veel erg maissuiker in de vruchtenyoghurt. Verder nog wat te zeuren? NIETS behalve dat zo’n ziekenhuis van boven tot beneden vol zit met alleraardigste vriendelijke voorkomende verzorgers, verpleegsters, artsen en zelfs professoren. Ik lag in het UMC en heb niets dan complimenten. 

Met een geheel nieuwe halsslagader probeer ik vandaag weer een beetje in vorm te komen. Weliswaar mag ik alles maar niets voluit. Ja, ja, u mag sporten, maar maar 60%. Grappig! Op hun eigen site staat zelfs dat seks  wel mag maar boodschappen doen niet. Toen ik dat aan het complete ochtendteam vertelde (allemaal meisje die voor dokter oefenen) brak er een enorm gegiechel los. Ja, aanstaande dokters giechelen nog, tot mijn grote genoegen. Je moet wat daar in je bed met die idioot grote pleister op je hals. En je baard, waarvan de helft roze is. 

Zondagmorgen, code rood kruip alweer dichterbij maar eerst gaan we weer naar de 32 graden. Nooit een echt groot feest, nog minder met het narcosesap nog zo onder mijn huid.

Ik had een intakenarcotiseur, het was eerder een NARcotiseur, mijn Eus en ik hebben ons een half uur de tranen gelachen om en met hem, en hij keurde de narcose goed ondanks het feit dat hij de belangrijkste vraag was vergeten te stellen. Bleek later, maar ook dat kwam helemaal goed met de echte narcotiseur, ook al een vrolijke man, hahaha ze weten dat jij midden in het gesprek toch weg bent! Hij en zijn assistent wilden wat van me weten. Ze stonden erop dat ik zou vertellen waar en waarmee ik echt gelukkig ben. Je zegt toch niet tegen een dokter: “Als ik een stukkie schrijf?” Het tweede wat zich aandiende was: “Die blauwe roos die ik heb besteld en die morgen aankomt. De Rhapsody in Blue.” Dat zei ik. De Rhapsodie in Blue is  ook schitterende muziek van Gershwin, trouwens,  en het doet me ook denken aan het lied A beautiful Lady in Blue https://youtu.be/mNf7tPeh5YM dat ik zelf ooit eens heb gezonden. Nee dus dat zeg je er allemaal niet bij maar dacht ik in de ene seconde wel. Maar voor ik echt echt echt in slaap viel dacht ik: “Wanneer worden die tomaten nou eens rijp?”  

En dat denk je? Vanmorgen liep ik de tuin in. Rook de geur van de speciaal samengestelde rozenmest, en zag de rozen staan. Een dagje nadenken nog en morgen de grond in. 

Daarna de altijd dorstige tomaat water geven. Ja, ja, rustig aan, en wat denk je? Eén, een, heel klein trosttomaatje, rood! Meteen geproefd.

Mijn leven ligt weer voor me! En nu eens kijken, want mevrouw Wilbrink ligt nog in bed, eens kijken of ik géén boodschappen ga doen! 

28 maart 2023

Mattheus Passie en Bamisoep

 

Wat opmerkingen bij Bamisoep en de Mattheus

Het is Mattheus-tijd. De Mattheus is voor mij, naar het gevoel dan, de afsluiting van de winter en het echte begin van de lente. Dat kwam omdat die meestal in koude kerken werd uitgevoerd. Of zoals in het Concertgebouw op zondagmiddag en dan was de verwarming nog niet aan. Pas tegen het einde kreeg je het warm maar dat was vooral omdat ik mijn vader had horen zingen. Maat voor maat vibreerde dan mijn hele wezen mee.

Jaren Mattheus, gewoon omdat het niet anders kan. Met mijn moeder naar de radio luisteren, nou, ja, ze belde van te voren op en noemde dan de namen van de zangers en voorspelde dat het vast heel mooi zou worden. Op de radio zijn er ieder jaar meestal twee integraal te beluisteren. In mijn luister en nadenkkamer, heb ik er zeker nog vier op cd en een oneindig aantal op Spotify en diverse opnames die ik ooit opnam van geleende cd’s.

Ieder jaar luister ik er drie minstens helemaal en dan nog delen hier en daar. En dan wordt het buiten opeens zacht en aangenaam en is mijn honger gestild. Altijd weer, iedere uitvoering opnieuw, in koude kerken, wollige concertzalen of in mijn houten huis, verzucht ik eenmaal: “Van mij had Jezus best een keer mogen winnen.” Hoewel ik weet dat dat helemaal niet kan. Een levende Jezus legt al onze mensenproblemen immers bij hem, en dat zou zelfs voor Jezus teveel zijn. Nee, dan een God die niets doet, dat is veel beter. Dat is beetje als Rutte, niets doen en we stemmen er toch nog op.

“Wat is nou de mooiste uitvoering, Felix?” Krijg wat! Ik kom nog van groot en majestueus, vol orkest, massieve koren. En toen naar de barokke uitvoeringen op originele instrumenten. Oh wat een verademing was dat. Even. Inmiddels begint de schoonheid van de oudjes ook weer door te dringen. Van de week toeterde opeens Apple Klassiek mijn telefoon binnen. Nieuwe app. Geweldige app, eindelijk een muziekapp speciaal voor klassieke muziek. Even Mattheus ingeven en bingo, op het eerste gezicht tientallen versies en daar staat die ene, al lang kwijt, ooit gehoord en ooit gedacht, ja, zo dus… hou je vast, met Fritz Wunderlich, Peter Pears, Hermann Prey, Elly Ameling, Marga Höffgen en Tom Krause. Karl Münchinger voor het Stuttgarter Kammerorchester en Hymnus-Chorknaben.

Een eerbetoon aan de muziek, misschien geen ingetogen geloofsbelevenis, maar geloof me, in de muziek zit ook veel geloof, dus geniet er ten volle van en kom zo eenvoudig tot het licht, als dat niet,  dan tot de lente in het hart. Jezus heeft het geprobeerd, niet gelukt, nu is het aan ons. De daslook geurt en de Paashaasjes huppelen.

Lente, wie zei daar lente? Juist, bamisoep. Lente in bamisoep. Evenwel wie soep zegt, zegt soepkommen en wie zijn kommen niet op orde heeft die is nog niet aan echte bamisoep toe. Ik dacht wel goed te zitten met twee ruime Chinese kommen, dat bleek echter niet waar. Er pas geen ruimte in en bamisoep heeft ruimte nodig. De soep moet op de bodem van een ruime kom uitgeuren opdat die verlangen opwekt, verlangen en trek. En lust want bamisoep hoort bij lusteten. Zoals spaghettislurpen, wie kan er naar zijn of haar geliefde kijken zonder prikkeling wanneer die zacht de sliert naar binnen slurpt. Ook bamisoep heeft dat. De weldadige geur, de mooie reepjes kip, het hier en daar verdwaalde stukje ei, de damp van de soep die zo mooi op het gezicht neerslaat.

Nieuwe kommen, uit die mega Chinese supermarkt in Hoog Catharijne, laat me er niet los, ik koop sowieso teveel. En nieuwe kommen is alweer zo’n belofte. De belofte van alles wat je er in gaat maken. Natuurlijk, eerst eens snuffelen aan de kom wanneer er nog niets in zit, dan in de hand houden, dan draaien en dan weer vastpakken en je daarna bedenken hoe de geuren hierin zullen draaien. Niet te vol scheppen, alleen dan vormt zich de geurlaag boven de soep. Zoals mist op het land. Bij een volle kom waait het zo weg. Ach, met een beetje fantasie proef je al alles wat er nog komen gaat. Nee, dit is een erwtensoep kom, geen bruine boenen dit is een fijne kom, voor verheven eten, voor schoon eten. Voor heldere bouillon. Knapperige groenten en verre smaken. En taugé en een nestje bami dat je uit de kom slurpt zodat je brillenglazen beslaan.

Nog even, alleen iemand die thuis zit kan dit bedenken: wij dienen ’s morgens te koken. De smaken  voorzichtig piano, piano bijeen brengen, niets hoeft af, maar de aanzet van de smaken mag nu vijf zes uur op je fornuis staan. Rustig weer afkoelen en binden aan elkaar. Vanavond pas het suizend kokend water, de bami er in. De heldere kippenbouillon even later zieden, dan alles, kip, groenten, smaken, ei, taugé en bami bij elkaar en de kom op tafel.  Nee, daar speel ik dan geen Mattheus bij af, die heb ik voor vandaag al uit! Heerlijk, bijna voorjaar.

06 november 2022

Een broodje halfom

 Negentien jaar oud en vanuit de provincie opeens in Amsterdam. Het geld was altijd bijna op. Want de huur was hoog en het waren lange uren in de kroeg van Jan Vader, café De Dam, waar ze me leerden dobbelen, drie zesje onder beker.

Amsterdam was groot en er gebeurde zoveel. Eigenlijk liep ik voortdurend een soort van duizelig over straat, nee, niet van de drank, maar hoe je al die indrukken moest verwerken. In restaurants kwam ik nog niet veel, hoewel, een biefstuk bij Die Poort van Cleve, op de Nieuwezijds Voorburgwal, natuurlijk! En Oudhollands eten aan de overkant. En broodjes mosselen op koude dagen. Een urenlang in de bioscoop. Om al die prachtige films van eind jaren zeventig te zien. Op een van de avonden kwam ik via een steegje achter bioscoop Tuschinski terecht.  Korte Regulierdwarsstraat. Bij Broodje van Dobben.  Rammelend met mijn laatste guldens in mijn broekzak. Eén pandje nog maar. Mensen duwden zich naar binnen. Achter de toonbank een net zo gekke pluimage aan personeel dan er aan de andere kant aan publiek stond.

Wat moet je dan nemen? Rosbief, oh, hemel, dat was alleen voor zondag. Ham, nee, ook zondag. Leverworst, dat was goedkoop. Speciaal? Wat was dat, een soort smurrie met ei, ik wist nog niet hoe gek ik daar later op zou worden. Warm vlees? Wat was dat in hemelsnaam. Ik besloot het te doen. “Bestekje erbij,” knauwde de dame achter de toonbank. Wat bedoelde ze daar nu weer mee. “Nee,” zei ik gehaast. Dom, zo zat ik even later ondoenlijke happen te nemen van een broodje met plakken warme fricandeau waar de jus uitdroop. Ik moet hulpeloos hebben gekeken. Even later stond ze naast me, met een bestekje. “Voor het eerst hier?” “Ja, mevrouw.” Ze schaterde: “Zeg jij maar, Mies! Wil je nog wat lekkers?” “Ja, graag, Mies?” En toen zette ze een broodje halfom voor me neer. Met een knipoog.

En ik at en at, en at. Dat was het! Dat was dus de smaak van Amsterdam. Dat was waar ik al mijn vrienden mee naartoe kon nemen, dat was het waar ik als het geld bijna op was, toch nog heel goed kon eten. Maar bovenal, wat was dat broodje halfom lekker. Met die echte witte peper van toen, die toen beslist prikkelender was. Dikke korrels zout, lever, en dat zachte, sappige, heerlijke pekelvlees.

Mies werkt er al lang niet meer. Ik woon zelfs niet meer in Amsterdam. Maar een broodje halfom, er gaat geen dag voorbij dat ik er niet aan denk. Vrij, jong en een broodje halfom!!!


 Meer over Broodje-half-om

21 november 2021

EEN ECHTE KERSTKALKOEN

 

Ken je Scrooge, de gierige naarling die niet in Kerst geloofde. Met de tweede geest van de drie geesten die hem op het rechte pad moeten brengen, staat hij te kijken bij het Kerstmaal van zijn klerk Bob Cratchit, diens vrouw en zes kinderen. Een van de kinderen is de altijd vrolijke Tim, hoewel die kreupel is en erg klein voor zijn leeftijd.

Dat kerstmaal is zo mooi beschreven door Charles Dickens.De Cratchits hebben een gans weten te bemachtigen die wordt bewonderd met een enthousiasme alsof het zoiets moois als een zwarte zwaan was.  Twee van de  jongens gaan de gans halen, ja, arme mensen hadden helemaal geen oven thuis. Als je iets moest braden deed je dat misschien in de oven van de bakker, ook de badhuizen hadden altijd vuur of de washuizen. Soms stond er op de binnenplaats van de woonbarakken een gezamenlijke kookketel . Die arme mevrouw Cratchit maakte zich al de hele dag zorgen, of de plumpudding die achter in die ketel stond wel goed gaar zou zijn, of die wel heel uit de vorm zou komen en of er niet iemand over de muur zou klimmen en de plumpuddding zou stelen.

De gebraden gans, een mager ding maar niemand bij de Cratchits zou het in het hoofd halen zoiets te zeggen, was de lekkerste en zachtste die Bob ooit had gegeten, perfectie! Met puree en appelmoes, extra zoet gemaakt met wat suiker. En de pudding: helemaal heel uit de koperen vorm. Het rook naar de wasdag, naar een restaurant en een pasteibakkerij bij elkaar. Een klein beetje brandewijn er op en de blauwe vlammen dansten om het takje hulst dat in de keiharde gespikkelde bol was gestoken.  Het grootste succes van mevrouw Cratchit sinds het begin van hun huwelijk, wist Bob met overtuiging te zeggen.

Bob had wat gin met citroensap gemengd en veel water erbij. Het stond bij het vuur warm te worden. En na het eten kwamen er appels op tafel en werden er kastanjes geroosterd en ieder kreeg een glaasje van de punch. En dan toast Bob op zijn baas, Scrooge. Want hoe dan ook, hij is zijn baas en door hem, hoe arm ze het ook hebben, kunnen ze dit feest vieren.Scrooge breekt en schaamt zich diep.

Ja, ik moest er weer over beginnen. Om twee redenen. Ik lees ieder jaar A Christmas Carol van Charles Dickens en krijg er niet genoeg van jullie te vertellen dat dat verhaal het begin was van de romantische Angelsaksische kerst. Die later zo schaamteloos door het Amerikaanse sentiment is gejat en uitgebuit. Maar voor Dickens was er al de Duitse kerst. Misschien een overblijfsel van de zonnewende feesten die in heel Europa boven de Rijn werden gevierd. Onder de Rijn waren het Romeinse goden die aandacht vroegen, precies op deze dagen. 

Oh, gaf ik de Amerikanen de schuld van die akelige kerstman? Nee, sorry, het waren de Hollanders. Altijd weer de Hollanders. New York was natuurlijk eerst Nieuw Amsterdam en die Amsterdammers, die Hollanders, zeurden jaar in jaar uit om het Sinterklaasfeest officieel te maken. Een artikel in een maken. Een artikel in een krant in 1823 in The Sentinel onder de titel Een verslag van een bezoek van St Nikolaas“ veranderde alles. Onze Heilige was van zijn paard gekomen en had opeens een slee met rendierenen was pas eind december op pad gegaan. In New York en omstreken bestond opeens de Kerstman.

Ach, lieverds, zal ik nog vertellen dat de gans aan tafel in Duitsland en Engeland, in Amerika in een Kalkoen veranderde. Dat kalkoen het duurste was wat je in Engeland aan feesteten kon kopen. Dat Scrooge op Kerstochtend buiten in de sneeuw staat te dansen. Dat hij het Kerstgevoel in zijn hart heeft gesloten. Dat hij een jongen die langsloopt vraagt om de prijswinnende kalkoen bij de slager twee straten verderop te gaan kopen en dat hij dat magnifieke beest naar Bob Cratchit laat sturen? Zal ik nog vertellen dat Nederland pas na de jaren vijftig van de vorige eeuw een echte Kersttraditie overnam? Dat het hier onder invloed van de Calvinisten maar als een heidens feest werd gezien?  Dat zelfs Sinterklaas vieren in Amsterdam een tijd verboden was? Zal ik nog vertellen dat in Schotland het hele Kerstfeest was verboden door de strenge Presbyterianen?

Zal ik dan nog vertellen dat ik erg van de Kerst ben. Dat ik tranen in mijn ogen kreeg toen mijn zoon van zijn Ierse oma een kaars kreeg om voor het raam te zetten om te laten zien dat een arme welkom was aan haar tafel, dat ze daadwerkelijk een extra bord dekte voor haal geniale kalkoen, heerlijke spruiten en prachtige kerstcakes.

Dat ik altijd nog de warmte voel van een Duits gezin uit mijn jeugd waar de kalkoen even geniaal gebakken op tafel kwam en chocolade met rum en iedereen musiceerde. Piano, cello’s, fluiten allemaal in zaligmakende harmonie?

Nee, laat ik dat allemaal niet vertellen, laat ik iets heel anders vertellen. Jan Pannenkoek heet hij bij ons thuis omdat hij eigenlijk groothandelaar in Pannenkoeken en deegwaren is. Maar eenmaal per jaar trekt hij samen met zijn broer, onder de naam Boers&Boers met een stoomboot naar Engeland en vaart de Theems op naar het plaatsje Cookham (vreemde naam want bij kalkoen serveer je traditioneel ook gekookte ham) om bij het Landgoed Copas kalkoenen te bestellen. 

Echte kalkoenen, kalkoenen die een mooi lang leven hebben gehad en eenmaal gebakken niet zo droog worden als plofkalkoen. Kalkoenen met de extra smaak die vaag aan wild gevogelte doet denken.

Weet je wat, kijk maar op zijn website www.Boersenboers.nlDaar vind je alles wat je voor een mooie Kerstdiner in Engelse stijl nodig hebt. Overigens dit jaar ook een kalkoenrollade, voor als je die hele kalkoen wat moeilijk of groot vindt. 

En speciaal voor jullie heb ik nog iets leuks kunnen afspreken met Jan. Want als je voor € 50 (excl. bezorgkosten) of meer bestelt dan krijg je nog een cadeautje van Jan de Kerstman: een heerijk gratis potje cranberry saus. Plaats daarvoor het potje in je winkelmandje en gebruik bij het afrekenen de volgende code in het daarvoor bestemde vakje: felix2021. Mocht je nog vragen hebben, dan kun je altijd even naar klant@boersenboers.nl mailen. 

Heb ik jullie al verteld over kersttraditie in Frankrijk….of in Spanje, zal ik het verhaal over de Kerst op de Veluwe nog eens vertellen?  Nou, ja, dat komt wel een andere keer, als je maar weet dat het allemaal aan de tafel van Bob Cratchit is begonnen,

En nu maar met de woorden van Tiny Tim eindigen, God blessUs, Every One

Zalig Kerstfeest!

 

 

25 oktober 2021

VREEMDGAAN MET EEN EI


 

Mijn hele kokende leven gebruik ik een gietijzeren pan. Eigenlijk ook een grote grijs geëmailleerde pan en een even grijs geëmailleerde steelpan. Er hoorde nog een tussenmaat grijs geëmailleerd bij maar die heeft ergens de geest gegeven. Omdat ik me er niets meer van kan herinneren denk ik dat ik die met een dronken kop zo verschrikkelijk heb laten verbranden dat ik redding niet meer voor  mogelijk hield in de pan zo in de vuilnisbak heb gekiept. Heel vroeger was ik wel eens zo.

Maar het gaat vandaag even niet over geëmailleerd, het gaat over gietijzer of misschien wel over het perfecte gebakken eitje.


Hoewel grappig  om te zien, zo’n hopeloos eitje in een anti-aanbakpan, is het natuurlijk zeer tegennatuurlijk. Het glijdt en glibbert heen en weer en trekt op aan de randen. Het duurt een eeuwigheid voordat het eitje enigszins een smakelijke vorm heeft gekregen. De dooier wordt pas iets warm als het eiwit al rubberachtig is. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat mensen met anti-aanbakpannen na enige tijd het plezier in eieren bakken verliezen en er op den duur geheel mee stoppen. (Why people lose the taste for fried eggs using coated frying pans: University of Cothen, 2021)

Nee, voor gebakken eieren heb je gietijzeren pannen nodig. Maar dat daarin voor mij nog zoveel te leren viel, ik had het waarlijk niet gedacht. Mijn gietijzeren pan is in het verleden vaak door vrouwen, vriendinnen en werksters mishandeld. Lekkere sopjes zijn misschien leuk voor de vrouwen, vriendinnen en werksters zelf, maar zeker niet voor de gietijzeren Pan. Er is niets zo erg als de aanblik van een gietijzeren pan na een sopje. Die zweem roest meteen, het kale ijzer. Vrouwen kan ik de molest van de gietijzeren pan niet eens kwalijk nemen, ze weten niet wat ze doen.

Goed, op een dag krijg je een gietijzeren pan. In mijn geval 47 jaar geleden. Ik wist niets over inbranden, ging de pan gewoon gebruiken en mijn instinct zei dat alleen uitspoelen met heet water meer dan genoeg was. Ik maakte vaak tomatensaus en merkte dan dat dat de pan een beetje stroef werd. Direct na de tomatensaus heel goed uitspoelen en met een drupje olie op het vuur, even snel met een keukenpapier er door, tot de olie de hele bodem bedekt is en klaar. Klaar voor de volgende keer, moeiteloos bakken. Ik denk dat ik twee keer per week een gebakken ei eet. Dan heb ik vijf kinderen en een paar vriendinnen gehad en nog twee vrouwen, en vele vrienden. Met een vinger in de lucht zeg ik dat deze pan toch al snel een kleine 7500 eieren heeft gebakken. Om dan ’s avonds nog een keer aan de slag te gaan met biefstukken minstens 4000, worsten 5000 misschien iets meer, gehaktballen zeker 8000, kippendijen en filets mogelijk 7000. Kijk, hier worden nog eens belangrijke records gezet. De gemiddelde Tefalsloof verslijt in diezelfde tijd minstens acht pannen. Om over de  gezondheid maar niet te spreken, wat een geld dat allemaal kost? Oh, ik ben vele honderden kilo’s gebakken aardappels vergeten, en zwembaden vol spaghettisaus.

En nu het drama, want dat is het eigenlijk wel. Ik had er een andere pan voor nodig om te beseffen hoe goed een gietijzeren pan nu eigenlijk. Ja, en er was een vrouw bij betrokken. Nee, nee, niet zo. Ze is mijn eigen lieve vrouw. Die zwemt als Dagobert Duck in zijn geldpakhuis, graag in een van haar opslagplaatsen. Soms komt er een complete garderobe uit de jaren ’70 uit, die wanneer ze die nog blijkt te passen, opnieuw gevouwen terug in de opslag gaat. Het woord dat daarbij wordt gebruikt is:  uitzoeken. De handeling is: ergens anders neerleggen. Het resultaat, een gelukkige vrouw en verder verandert er niets.

Welnu dit weekeind kwam ze met een klein gietijzeren pannetje boven de berg harer spullen uit. `Kijk, een pannetje!” Dat wist ik al, ik had het pannetje eerder gezien. En de campingbrander ernaast. Ik meende zelfs even dat het mijn pannetje was. Maar dat was natuurlijk onzin. Het pannetje ging mee naar huis. Zichtbaar, duidelijk zichtbaar was het slechts een keer gebruikt. Ik meende zelfs even in mijn eigen tent, op het genoemde campingbrander. Maar dat bleek ook onzin.

De pan werd op het fornuis gezet. Ik begreep dat de pan ging meedoen. Inmiddels had ik veel kennis opgedaan met het inbranden van gietijzeren pannen  (stiekem heb ik er nog een paar). Net te laat kwam ik naar beneden om te zien hoe mijn lieve vrouw twee eieren boven het bijna maagdelijke pannetje openbrak. Twee. Ik rook dat ze boter had gebruikt. Vijf minuten later bleken die eitjes voor mij. En begon ze welgemoed aan twee eitjes voor haarzelf. Aanbakken? Ho maar, gewoon twee perfecte eitjes die zo de pan uitkwamen.

Zojuist was mijn vrouw weer weg, waar die vrouwen toch altijd heengaan? Ik besloop het koekenpannetje. Een grove bodem eigenlijk. “Met schuurpapier glad maken”, mompelde ik onwillekeurig want ik had het net weer op YouTube gezien. Eerst maar even schoonmaken. Heet water. Dan een beetje vet er op. Dan langzaam van warm tot heet laten worden. Schoonvegen. Opnieuw. En nog eens. Mooi, dit was een beginnetje. Dan helemaal droog wrijven en wat boter heet laten worden. Eitje erboven open tikken. En kijken. In een gietijzeren pan beginnen de randen van het eitje meteen te bakken, ze krullen zich langzaam bruin in de boter, de geur is meteen geweldig. Nu laten gaan, vuur iets lager. Daar, daar komt het, de deur verdubbelt en kijk naar de dooier, je ziet het eigeel een klein beetje bewegen. Is het wit stevig? Dan het eitje op een boterham. En een hap. Hemelse goede goedheid. Je weet misschien dat mensen gelukkig worden van het eten van krakende dingen zoals chips. Dit was een subtiel geluk. De randjes van het ei kraakten zachtjes, dan ingevuld door de romige eidooier. Wat Javaanse peper en wat basilicumzout er over. Niet krakend maar eerder kribbelend, tot de laatste hap.

Ik ben dus vreemd gegaan met een nieuw pannetje, dat eigenlijk het pannetje van mijn vrouw is en ik snap het wel, ze heeft mijn kleine gietijzeren camping pannetje in beslag genomen omdat mijn grote gietijzeren pan veel te zwaar is. Dat is het, daarom hebben vrouwen, vriendinnen en schoonmaaksters zo’n hekel aan grote gietijzeren pannen. En wat kan je er godsgruwelijk lekkere eitjes in bakken.

Ben je hier nou nog steeds, gekke lezers. Ga je pan op het vuur zetten. Het is vast wel tijd om weer eens iets lekkers te maken!

 

 

30 augustus 2021

De geliefde Boerenwitte

Nu de herfst zo tegen ons aanschuurt, de bbq’s doven en de haardvuren al aangaan, is het misschien tijd om even te kijken naar de weelde, de weelde van het land. De weelde komt niet uit meer maar uit de zachte voltooiing van een oprecht verlangen. 


Vijf jaar geleden proefde ik voor het eerst de Dubbele Boerenwitte pruim. Boerenwitte!  Geen gecultiveerd meisje, zoals de altijd nuffige Reine Claude dat haar jeugd tot aan de eeuwigheid wil rekken, nee, een schuchtere meid van het land, die even in schoonheid vlamt en dan met kracht en oneindige liefde de hoeve verder bouwt. De dubbele Boerenwitte is de oudste beschreven pruim van Nederland. Niet door een Nederlander, nee, door een Zweedse fruitkenner die hierheen was gestuurd om te kijken wat er eventueel in zijn vaderland wilde groeien. 

De smaak van de dubbele boerenwitte is intens, maar alleen op het juiste moment. Je plukt haar niet in de morgen, want daar is ze huiverig voor, nee, in een gulle warme middag, een uur of drie misschien en dan vallen je haar rondingen op, vol sla je je hand om haar kont en zuig je lippen aan haar mond. En op de juiste dag geeft ze je dan eerst een zachte zoete overwinning en daarna een frisse kruidige tinteling van de smaak van het land waarop je haar hebt veroverd. 


De dubbele boerenwitte is door de telers verschopt, want ze kan haar land niet worden afgedragen. Ze kan alleen rijp worden geplukt en ze overleeft geen gebuts in een kar op weg naar een veiling. Ze is een boerendochter en geen slaaf van de teler of de supermarkt. 

Er staat een dubbele boerenwitte in onze tuin. Op het zuiden. Het duurde vijf jaar, en dit jaar opeens, tot het laatst verborgen, zag ik opeens haar vruchten van groen naar geel kleuren en in de verte een zacht blosje krijgen. 

Haar wortels voelen zich eindelijk thuis.  Op de laatste zomerdag mocht ik haar plukken. Even kijken, even aarzelen en dan in een wilde klompendans het pad op. Dat is ze, haar van de foto. De echte smaak.

16 augustus 2021

Zomerse Andijviestamppot


En dan is de andijvie goed op het land. Een dringend advies, wordt vrienden met een volkstuinpersoon, zo een die zomerdagen lang op de knieën over het land kruipt en daar ongewenste plantjes weghaalt en waardoor onder andere de andijvie tot een mooie krachtige struik uitgroeit. Volkstuinpersonen zetten altijd veel en veel te veel andijvie op het land, wat in het voordeel van alle vrienden is. De andijvie komt bij een diepe vriendschap iedere week, bij een pilsje af en toe eenmaal in de maand. Telen ze op zand weinig slakken, of op de klei, vol slakken.

Op een regenachtige dag vertel ik je onder genot van een echte borrel graag nog eens hoe je andijvie schoonmaakt. Vanaf de emmer naast de achterdeur tot aan het kraakvaste groen rustig uitlekkend in het grote geëmailleerde vergiet dat je nooit weg moet doen ook al roesten de gaatjes een klein beetje. Jij roest zelf ook al aardig maar kan vast nog wel een rondje mee.

Goed, de aardappels, even wassen en doorsnijden en de pan in. Direct afgieten wanneer ze zich laten prikken. Afhankelijk van het jaargetijde wrijf je de velletjes er af. Jonge velletjes altijd laten zitten. Puree maken, betekent nog meer boter bij de aardappels dan je fatsoenlijk vindt. En daarna stampen. Met de aardappelstamper. Als het op puree begint te lijken met een grote vork erdoor en krachtig roeren, lucht er in slaan. Ja, en je zult zien dat er nog wat volle melk bij kan ook.

Tijd voor een uitstapje. Koriander wordt volkomen ten onrechte als een louter exotisch kruid gezien. En veel en slecht gegeten. Je hebt gewoon een flinke bos koriander in de je keukentuin staan en daarvan knip je vanaf het voorjaar blad dat je tussen al je broodjes propt. Geen spoor van zeep en andere vuige beschuldigingen aan het adres van dit nobele kruid. Vers, harteloze zeepproever, vers is koriander fris en tintelend. En opeens staat het mooie kruid in bloei en verdroogt en er hangen kleine bolletjes aan en die noemen we dan ketoembar en daar doen we ook heel moeilijk over. Maar het zijn de mooiste smaakversterkers die je maar kan bedenken.

Men neme de oude coffijemolen. En een handje zeezoutbrokjes. En korianderzaad en Java lang peper dat opeens long pepper heet en wat gedroogde oregano (geen idee waarom maar doe het) en malen. Nu heb je het smakelijkste zout ter wereld. Mooier kan helemaal niet. De test is een gebakken eitje en een beetje van dit zout.

Waar waren we? De puree. Breng op smaak met het heerlijkste zout ter wereld. Meng nu je puree met de andijvie. Tot er bijna geen andijvie meer in de puree kan. Meng er het vet van de spekjes bij. De spekjes bovenop en doorsteek nu de andijviepuree als een musketier met echte knakworsten. Liefst van de slager, nooit uit blik.

Ja, ik maak het af in stijl. Een allemachtige hoop geraspte kaas er over en met de fijne rasp de schil van gedroogde limoen (krijg je vanzelf als je teveel limoen koopt en die op een luchtige plek laat liggen) en schuif het geheel tot het zalig ruikt in de hete oven.

Dit mijn geliefde vrienden is vaderlandse kost met echte vriendschap.

Nodig voor zomerandijvie:

Grote stronk andijvie

Vastkokers

Spekjes, uitgebakken in het vet

Knakworsten

Boter

Melk

Zout, gemalen met echt korianderzaad en Java long pepper en gedroogde oregano.