Negentien jaar oud en vanuit de provincie opeens in Amsterdam. Het geld was altijd bijna op. Want de huur was hoog en het waren lange uren in de kroeg van Jan Vader, café De Dam, waar ze me leerden dobbelen, drie zesje onder beker.
Amsterdam was groot en er gebeurde zoveel. Eigenlijk liep ik
voortdurend een soort van duizelig over straat, nee, niet van de drank, maar
hoe je al die indrukken moest verwerken. In restaurants kwam ik nog niet veel,
hoewel, een biefstuk bij Die Poort van Cleve, op de Nieuwezijds Voorburgwal,
natuurlijk! En Oudhollands eten aan de overkant. En broodjes mosselen op koude
dagen. Een urenlang in de bioscoop. Om al die prachtige films van eind jaren
zeventig te zien. Op een van de avonden kwam ik via een steegje achter bioscoop
Tuschinski terecht. Korte Regulierdwarsstraat. Bij Broodje van Dobben. Rammelend met mijn laatste guldens in mijn
broekzak. Eén pandje nog maar. Mensen duwden zich naar binnen. Achter de
toonbank een net zo gekke pluimage aan personeel dan er aan de andere kant aan
publiek stond.
Wat moet je dan nemen? Rosbief, oh, hemel, dat was alleen
voor zondag. Ham, nee, ook zondag. Leverworst, dat was goedkoop. Speciaal? Wat
was dat, een soort smurrie met ei, ik wist nog niet hoe gek ik daar later op
zou worden. Warm vlees? Wat was dat in hemelsnaam. Ik besloot het te doen.
“Bestekje erbij,” knauwde de dame achter de toonbank. Wat bedoelde ze daar nu
weer mee. “Nee,” zei ik gehaast. Dom, zo zat ik even later ondoenlijke happen
te nemen van een broodje met plakken warme fricandeau waar de jus uitdroop. Ik
moet hulpeloos hebben gekeken. Even later stond ze naast me, met een bestekje.
“Voor het eerst hier?” “Ja, mevrouw.” Ze schaterde: “Zeg jij maar, Mies! Wil je
nog wat lekkers?” “Ja, graag, Mies?” En toen zette ze een broodje halfom voor
me neer. Met een knipoog.
En ik at en at, en at. Dat was het! Dat was dus de smaak van
Amsterdam. Dat was waar ik al mijn vrienden mee naartoe kon nemen, dat was het
waar ik als het geld bijna op was, toch nog heel goed kon eten. Maar bovenal,
wat was dat broodje halfom lekker. Met die echte witte peper van toen, die toen
beslist prikkelender was. Dikke korrels zout, lever, en dat zachte, sappige,
heerlijke pekelvlees.
Mies werkt er al lang niet meer. Ik woon zelfs niet meer in Amsterdam. Maar een broodje halfom, er gaat geen dag voorbij dat ik er niet aan denk. Vrij, jong en een broodje halfom!!!
Jeetje Felix.... ik moet zuchten van het mooi...
BeantwoordenVerwijderen