We hadden een tante en die heette Tante Til. Dat is een naam voor een gedichtje op de jaren 50 en dat was precies wie Tante Til was. Een gedichtje, een poëzieplaatje. Ooit had ze vuurrood haar gehad, nu maakte de kapper het misschien nog roder dan ooit. Haar haar zat altijd goed en precies. Tante Til was van het goud, dat stond goed bij het rood. Tante Til had een gouden bril die aan een gouden kettinkje kon hangen en gouden broches op een gouddraad mantelpakje. Tante Til was heel erg aardig. Ze zorgde voor haar ouders die al vroeg in hun leven in het zwart op een stoel terecht waren gekomen.
Tante Til zorgde ervoor dat haar grote familie vrijwel iedere zondag naar het grote huis kwam. De vele neven en nichten gingen dan vissen. Vissen met een magneet op hun kop. Uit een karton dat op tafel stond. Je werd soms door ouders of pleegouders zo van de tafel gesleept als je moest bewijzen nog bruiner dan de bruinste neef te zijn geworden en wel in het Natuurbad en niet eens aan de Spaanse kust. Nou ja, ik vond het een bezoeking van jewelste en kon nooit wachten tot die gezellige middagen voorbij waren. Hoewel een aantal van die nichten waren best mooi om naar te kijken maar voor dat al was ik ook nog eens veel te jong.Tante Til had om het huis met de oma en opa in het zwart op de stoel een groot grasveld. In de auto er naartoe, het was precies vijf minuten lopen maar we moesten er met de auto heen, of er vandaan, hoorde ik zeggen dat het een wonder was, zo’n mooi grasveld, en nog wel op bosgrond. Alsof het iets heel ergs was, waar je later voor in de hel kwam. Aan de randen van het grasveld was een poging tot een moestuin gedaan. Ik denk dat het de bedoeling was dat die oma en opa op die stoel in het zwart daar iets hadden moeten doen, maar dat deden ze niet. Als afscheiding stonden er bessen en bovenal kruisbessen. Klapbessen noemden de onnozelen om me heen het. Ik wist allang dat het kruisbessen waren, ik hoorde nog wel eens wat daar in de auto. Ik denk dat vruchtdragende kruisbessen op bosgrond ook al een zondig wonder waren.
De neven en nichten werden op mooie dagen ongeveer na een uur vrij gelaten. We mochten dan joelen en springen op het perfecte gras, hoewel we daarbij voorzichtig dienden te zijn. Kortom je stapten voorzichtig rond tot we de kruisbessen, ook wel klapbessen genoemd, ontdekten. Drie struiken waarvan er een berstens vol. Na een volgende er een tweede en een derde en met ruim tien neven en nichten bleven er precies vijf bessen hangen. Dat leek ons ruim genoeg voor Tante Til en haar ouders, in het zwart, op de stoelen. Niemand sprak er ooit nog over.
Hoe lekker dat was? Rijpe kruisbessen? Er zitten altijd mensen te zeuren over snot, en hard, maar precies rijpe kruisbessen duw je met je tong tegen je verhemelte en dan ontploffen ze en vullen je mond in een tel met smaak. Zachte lieve smaak. Niet te zoet, kruidig, plantig, het velletje geeft als je later kauwt een heel eigen smaak. Harder ja, een randje zuur, wat je alweer naar de volgende doet verlangen.
Later, veel later zat ik eens op een feestje naast Tante Til. Dat was fijn, je hoefde eigenlijk nooit wat te zeggen, ze vroeg hoe het met je ging, dan zei je goed, en dan was het al gezellig. Ze ging dan wat dichterbij je zitten en luisterde naar de gesprekken in de kamer. “Vindt u kruisbessen lekker?” vroeg ik. Ze wist het meteen. Ruim tien jaar later. “Er zijn er later nooit meer zoveel aangekomen,” antwoordde ze en zuchtte. “Ik keek uit het raam, en het ging te vlug, jullie leken wel een nest spreeuwen. Ik wilde nog roepen,’ alleen de rijpe plukken’, je kan zo’n buikpijn krijgen van onrijpe kruisbessen.” En ze staarde in de verte, en keek tegelijk glimlachend naar de mensen in de kamer. Mijn vraag had ze niet beantwoord. Maar mijn nieuwsgierigheid wel.
Ik nam me voor om ter ere van haar altijd een kruisbes in de mijn tuin te hebben, maar het kwam er nooit van. Ik schreef over kruisbessen en de telers die ze niet meer willen telen. En over de perfecte kruisbes. Er is nog eens teler die zegt wel 150 rassen te hebben. Mijn belofte aan Tante Til zal ik nu echt spoedig eens nakomen.
Oh, ken je Koken op Hout? Emilie van der Woerd van KokenOpHout in Asch? Ik wel. Ze schreef trots op haar Facebookpagina dat ze jam had gemaakt en daar stonden heel wat potjes. Onder andere kruisbessenjam. Kruisbessen!!!
Dat bleek maar om twee potjes te gaan maar één ervan staat op mijn tafel (de schat) en ik weet het niet meer. Ik ben ten prooi aan meerkeuzigheid. Nu open maken? Straks? Morgen, in de herfst, met de Kerst? Ik zie nog hele bessen zitten. Dat je je tong er tegen duwt en dat je dan…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten